Met krekelgeluid op de achtergrond begin ik deze blog te schrijven. De avond valt vroeg in Nicaragua; tegen zessen is het al pikkedonker. Voeg daarbij een prachtige sterrenhemel, een heerlijk temperatuurtje en een ijskoude Toña, het lokale biertje dat overal gedronken wordt, en je denkt waarschijnlijk: best aangenaam werken daar.
Maar vergis je niet. De realiteit kan hier snoeihard zijn en als lid van het educatieteam heb ik de afgelopen 3 weken al veel zaken gezien die je doen beseffen dat onderwijsverbetering in deze afgelegen streek geen loos begrip is.
Zo werken wij met kinderen die tot de gelukkigen behoren omdát ze naar school gaan. Heel veel kinderen gaan gewoonweg niet naar school en leren nooit goed lezen of schrijven. Als ze wel naar school kunnen komen, hebben ze vaak al heel wat hindernissen overwonnen, zoals werkloze ouders, een lange weg te voet naar school en honger. Anderen hebben (nog) geen schoenen of rugzak en blijven om die reden een aantal weken weg uit de klas.
Honger is een reëel probleem. Veel kinderen zijn ondervoed. De directrice vertelde me bijvoorbeeld dat ze af en toe zorgt voor een voedzame maaltijd op school voor wie het het meeste nodig heeft. Via een bevriende fabrikant kan ze vis overschotten krijgen waarmee soep wordt bereid. Toen ik eens een les bijwoonde, werd de lunch van een jongetje gestolen door een klasgenootje.
Tegenover al die moeilijkheden staat het grote enthousiasme van de leerkrachten met wie we samenwerken en de motivatie van de leerlingen. Tijdens een les in de 2e graad (min of meer groep 3 tot 4 in Nederland) mocht ik meehelpen met het dicteren van woordjes Spaans. Afwisselend met de docente verzon ik een woordje en vervolgens hielp ik de kindjes met opschrijven. Dit was erg leuk want elk kindje wilde zó graag leren; ik had er mijn handen mee vol om één voor één hun woordjes na te kijken! Ondertussen wilden ze allemaal mijn haren aanraken. Dat hoort er hier ook bij. Zij zien natuurlijk niet zo vaak een Europese in hun klas.
In Puerto Cabezas, het stadje waar we tot einde april werken, vallen sowieso erg weinig Europeanen te bespeuren. De overgrote meerderheid van de bevolking is Miskito. Ze spreken in de eerste plaats hun eigen taal, het Miskito, en daarna pas leren ze Spaans. Het niveau van het Spaans is heel wisselend terwijl het wel een verplichte onderwijstaal is (vooral vanaf de bovenbouw van het lager onderwijs).
Een hele uitdaging voor leerkrachten die zelf met wat geluk misschien een handboek hebben, maar verder enkel een bord en markeerstift. De leerlingen hebben niet meer dan een schriftje met pen. Geef maar eens wiskunde, taal, wetenschappen enzovoorts als je leerlingen geen werk- of handboeken hebben.
Toch hangt er steeds een vrolijke sfeer op school en letten de kinderen erg goed op. Bewonderenswaardig!
Johanna – educatieproject St. SamenScholen 2014